Vandaag iets over zwemmen...
En omdat er Olumpische spelen gehouden worden een klein beetje info over zwemmen op deze spelen.
Het baanzwemmen is dan weer te verdelen in:
- Vrije slag: 50 m, 100 m, 200 m, 400 m, 800 m (vrouwen), 1500 m (mannen), 4x100 m estafette, 4x200 m estafette
- Rugslag: 100 m, 200 m
- Schoolslag: 100 m, 200 m
- Vlinderslag: 100 m, 200 m
- Wisselslag: 200 m (individueel), 400 m (individueel), 4x100 m estafette
Waterpolo vindt plaats in een zwembad met een speelveld van maximaal 20 meter breed en 30 meter lang bij heren, bij dames is de maximale lengte 25 meter. Is het bad waarin gespeeld wordt groter, dan wordt het speelveld afgebakend door drijvende lijnen. Bij kleinere baden wordt dispensatie verleend op de afmetingen van het speelveld. De minimale grootte van het veld is 10 meter breed en 20 meter lang.
De minimale diepte van het bad is 1,80 meter. Wanneer dit maar net gehaald wordt en wat grotere spelers dus op de bodem kunnen staan, dan is dit alleen toegestaan wanneer de betreffende speler de bal niet in zijn bezit heeft. Zodra een speler de bal krijgt móet hij zwemmen. Blijft hij toch staan, of zet hij zich af van de bodem, dan wordt dit bestraft met een vrije worp voor de tegenpartij. De beide doelen bevinden zich midden op de achterlijnen van het veld. Ze zijn 3 meter breed, 0,90 meter hoog en 1 meter diep. Is het bad waarin gespeeld wordt niet geschikt voor een doel met een diepte van 1 meter, dan moet het doel ten minste 0,30 meter van de badrand geplaatst worden. In een bad met een diepte minder dan 1,50 meter dient de afstand tussen de bodem en onderkant van de doellat 2,40 meter te zijn. De doelpalen en dwarslat dienen 0,075 meter breed te zijn en wit geschilderd.
Synchroonzwemmen is een vorm van kunstzwemmen."Synchroon" betekent "gelijk". De sport is tegenwoordig een vrij exclusief vrouwelijke aangelegenheid, hoewel het oorspronkelijk door mannen werd geïntroduceerd.
De sport wordt ook wel "waterballet" genoemd, dat laatste vooral vanwege de overeenkomsten met ballet. Het is een sierlijke, maar zware sport want men moet niet alleen de vier zwemslagen (vrije slag, vlinderslag, rugslag en schoolslag) beheersen, maar ook gevoel voor ritme hebben. Een groot deel van de figuren wordt onder water uitgevoerd.
Er wordt gesprongen vanaf 1- en 3-meter planken en van de 5-, 7½- en 10-meter toren. De gemaakte sprong wordt beoordeeld aan de hand van punten. Van invloed zijn: techniek, elegantie, souplesse, hoogte, afstand en netheid. Sinds 1994 is ook het synchroonspringen geïntroduceerd. Hierbij springen twee spring(st)ers gelijktijdig van een plank of platform en maken dan synchroon dezelfde sprong.
De enige Nederlandse wereldkampioen was Edwin Jongejans die in 1991 de eerste wereldkampioen op de 1 meterplank ooit werd.
Zo, nu zijn we tot zover weer helemaal bijgespijkerd.